© Damon Educatie
Login

Paragraaf 7Voor de docent(e): toetsvragen bij hoofdstuk 1 Gelukkig worden

Vraag 1

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. ‘Welk percentage van de Nederlandse bevolking zegt gelukkig te zijn?’ is geen levensbeschouwelijke vraag.
b. ‘Waarom is geluk in de wereld niet eerlijk verdeeld?’ is een levensbeschouwelijke vraag.
c. Vragen over geluk zijn altijd levensbeschouwelijke vragen.
d. Gewone vragen zijn altijd gemakkelijke vragen, levensbeschouwelijke vragen zijn moeilijke vragen.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a en b. zijn juist.

Vraag 2

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. We hebben gezien dat je over geluk niets zinnigs kunt zeggen dat voor alle mensen geldt, omdat geluk een puur individueel gevoel is.
b. We hebben geleerd dat uit onderzoek blijkt dat mensen gelukkig zijn als hun wensen worden vervuld.
c. Het gezegde ‘het bezit van de zaak, is het einde van het vermaak’ heeft iets te maken met de inhoud van het hoofdstuk.
d. In dit hoofdstuk hebben we ons onder meer beziggehouden met de vraag of de begrippen ‘geluk’ en ‘genot hetzelfde inhouden.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken c. en d. zijn juist.

Vraag 3

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. In dit hoofdstuk hebben we ons onder meer beziggehouden met de vraag of een juiste innerlijke houding vereist is om gelukkig te worden.
b. Vijf belangrijke basisbehoeften zijn: eerste levensbehoeften, gezondheid, goede relaties, veiligheid, jezelf kunnen zijn.
c. Het sterke punt van de algemene voorwaarden voor geluk is dat ze door alle mensen op dezelfde wijze worden ervaren.
d. In dit hoofdstuk hebben we ons onder meer beziggehouden met de vraag of bevrediging van de basisbehoeften wel of niet per se tot geluk leidt.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., b. en d. zijn juist.

Vraag 4

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Genot wordt juist omschreven als ‘zintuiglijk geluk.’
b. We hebben in dit hoofdstuk gezien dat ‘extatisch geluk’ een aparte vorm van geluk is.
c. Extatisch geluk heeft te maken met een ervaring van ‘buiten jezelf te zijn’.
d. We hebben geluk omschreven als een algeheel welbevinden, een gevoel van tevredenheid.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., b. c. en d. zijn juist.

Vraag 5

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Geluk dat ten koste gaat van anderen wordt door veel mensen beschouwd als geluk van mindere kwaliteit.
b. We hebben ons afgevraagd of ‘gestolen succes’ even gelukkig maakt als succes waaraan jezelf hebt meegewerkt.
c. Het verhaal ‘Moeder met kind’ dat we lazen maakte duidelijk dat vrijheid een basisvoorwaarde is voor geluk.
d. In dit hoofdstuk hebben we onderscheid gemaakt tussen jezelf zijn in het klein en jezelf zijn in het groot.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a. en b. zijn juist.

Vraag 6

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Wat dat is: ‘jezelf zijn’ kun je een beetje ontdekken door dicht bij je ervaringen te blijven, hebben we gezien.
b. We hebben gezien dat je aan de hand van vier vragen er een beetje achter kunt komen wat dat is ‘jezelf zijn’.
c. Een van die vragen (bij b. genoemd) luidt: ‘Wat vinden anderen van mij?’
d. We hebben ‘jezelf zijn’ ook omschreven als ‘leven naar waar je hart ligt.’
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., b. en d. zijn juist.

Vraag 7

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Zowel de stam van de plant, als de bodem als het weer en de verzorging kunnen beeldend zijn voor het menselijk bestaan.
b. Volgens de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum wordt ‘gelukkig zijn’ uitsluitend bepaald door ‘geluk hebben’.
c. We hebben gezien dat ‘zelf helemaal verantwoordelijk zijn voor je geluk’ een populair thema is.
d. We hebben gezien dat er veel meer metaforen bestaan (dan die van het plantje) die helpen om na te denken over geluk en ongeluk in je leven.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., c. en d. zijn juist.

Vraag 8

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Het plantje als metafoor voor de mens laat zien dat uitsluitend de genen waarmee je geboren wordt, bepalen of je gelukkig wordt.
b. We hebben gezien dat de metafoor van het plantje ongeschikt om iets duidelijk te maken over gelukkig worden. Daarom hebben we aandacht besteed aan andere metaforen voor geluk.
c. Het woord ‘geluk’ kan twee betekenissen hebben: geluk hebben en gelukkig zijn.
d. Dat ‘het glas half vol of half leeg is’ is een eenvoudige manier om uit te drukken dat geluk ook afhangt van je innerlijke houding.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken c. en d. zijn juist.

Vraag 9

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Het woord ‘hedonisme} betekent dat je een te sterk verlangen naar geluk hebt.
b. Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
c. Iemand die nerveus wordt als hij ziet dat anderen gelukkig zijn, lijdt aan anorexia nervosa.
d. Een spiritueel is iemand die gelukkig wordt van drugs en spiritus snuiven.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Alleen uitspraak b. is juist.

Vraag 10

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)
a. Tom Dumoulin was een bekende wielrenner.
b. De tekst over Tom Dumoulin maakte duidelijk dat als je hard werkt om succes te hebben daarmee ook het gevoel krijgt ‘jezelf te zijn’.
c. In de tekst over Tom Dumoulin bleek dat hij het betreurde niet aan levensvragen te zijn toegekomen.
d. Tom Dumoulin gaf aan dat hij ‘zichzelf lijkt te verliezen’ nu hij geen succes meer heeft met wielrennen.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a. en c. en zijn juist.